Wetenschap, pseudo-wetenschap... Een korrel zout is op zijn plaats. Onderstaande notities zijn het resultaat van ruime omzwervingen rond de universiteitsbibliotheek en niet vrij van esotherisch gelul. Wat van waarde is bepaalt u zelf.

“Alle religieuze systemen beschrijven een evolutiereis door het bewustzijn als de weg naar de volledige identificatie met de bovenzinnelijke oermacht, die wij God noemen.” (De mythe van Christus, p. 14)

De bewustzijnsweg beweegt van de dualiteit naar de eenheid. Dit is ook te zien in het taalgebruik. De Exodus in de bijbel beschrijft een spirituele reis boven een fysieke, zoals Jezus die laat zien in het Nieuwe Testament. Een nieuw-wording, een reeks van wedergeboorten doorheen de verschillende bewustzijnslagen. Dat lees je terug in de gebruikte termen en namen in het oude testament (zoals ook de 42 halteplaatsen op een reis van 40 jaar, waarover straks meer).

Exodus beschrijft de reis van het volk vanuit Mizrajim door de woestijn naar Kanaan, het beloofde land. Hebreeuwse letters zijn getallen, en getallen hebben spirituele betekenis. Mizrajim1 (מזרחים, wat eigenlijk “uit het oosten” betekent en staat voor Egypte) wordt geschreven met de letters:

  • מ (mem) = 40
  • ז (zayin) = 7
  • ר (resh) = 200
  • ח (heth) = 8
  • י (yodh) = 10
  • ם (mem) = 40

Pameijer beweert echter een getallenreeks van 40, 90, 200, 10, 40 (waarbij opgemerkt moet worden dat het woord van rechts naar links wordt geschreven, wat de reeks zoals ik hem van boven naar beneden schreef omgekeerd wordt).

  • 40 staat, volgens Pameijer, voor materiële ontwikkeling.
  • 200 is de krachtigste uitdrukking van dualiteit.
  • 10 geeft aan dat God in de materie woont. Waarom? 10 is de som van 3 en 7. 3 kan in de Bijbel worden geinterpreteerd als de overtreffende trap (3 = retorische drieslag) en de driedeling van de kosmos (hemel, aarde en onderwereld) oftewel de verticale kosmische totaliteit. 3 is dus een vorm van volledigheid, hier uitdrukkelijk in verticale zin. (4 is de totaliteit in horizontale zin, de windirchtingen, het aardse totaal. Waar 3 de spirituele totaliteit samenvat doet 4 dat voor de aardse totaliteit. Tezamen vormen zij overigens het kruis: een horizontale en verticale lijn die zowel spirituele als aardse totaliteit samenvatten.)
  • 7 is de combinatie van 3 en 4, het getal dat bij de optelsom van aardse en spirituele totaliteit hoort: de verticale plus de horizontale kosmische totaliteit. 7 vertegenwoordigt hiermee de totaliteit, volheid en overvloed.

10 is ook de optelsom van 1+2+3+4, waarbij 1 staat voor de eenheid die in de spirituele reis wordt nagestreefd. Het worden van een eenheid vanuit het dualisme van aards en spiritueel is het doel van de reis van de mens in het leven en de reis van het volk door de woestijn, alsook de reis van Jezus door het nieuwe testament. De verhouding 2:1 wordt ook benadrukt in de leeftijd van Mozes bij aanvang van de tocht uit Egypte en zijn leeftijd bij sterven, 120, kort voor het bereiken van Kanaan. Mozes is bij aanvang van de reis op 2/3 van zijn leven, oftewel 2 delen in zijn leven met nog 1 deel te gaan. Het laatste deel is het spirituele deel, dat tot voltooiing komt in het niet bereiken van Kanaan. Mozes aanschouwt het beloofde land vanaf een berg (wat iets moet zeggen over zijn bewustzijnstoestand: verheven) maar betreedt het niet via land. De 120 jaren van Mozes zijn symbolisch voor de lengte van de evolutiereis van de 'aardse ziel'. Het getal 120 is de het product van 3, 4 en 10. 3 en 4 staan immers voor de aardse en spirituele (horizontale en verticale) totaliteit van de kosmos, 10 is de volle maat (weer verwant aan 3 en 4 (en 1 en 2)). 3 x 4 = 12, wat compleetheid en totaalheid betekent. In vroeger tijden was 12 ook de eerste volle eenheid om mee te rekenen, het dozijn, en het gros, wat 12 x 12 is. 12 maanden, 12 uren in een etmaal. Dit zijn sumerische oude rekeneenheden. 12 zonen, 12 discipelen. De complete totaliteit x 10 en diens product zijn dus de absolute totaliteit van alles. Zie ook Labuschagne.

In de tarot (of alleszins in het boek erover van Karen Hamaker-Zondag) krijgen 1, 2, 3 en 4 de volgende betekenis:

  • 1: eenheid
  • 2: oer-polariteit (dualisme)
  • 3: resultaat als de ontmoeting als idee, het begin van een proces. (dit is eenvoudig te koppelen aan de overtreffende trap, het begin van een lijst, 1 ei is geen ei,... of ook de verticale kosmische totaliteit als opgang in een reeks van groeiende bewustzijnen.
  • 4: vormgeving in de concrete wereld. (dit komt overeen met de horizontale totaliteit, de 4 windrichtingen, de 4 oerrivieren, de platte, aardse werkelijkheid. Opvallend verschil bestaat overigens met de 3 gewesten op de OT-kaart, de 3 vertegenwoordigers van deze gewesten als de 3 wijzen uit het oosten, wat hiermee misschien wordt bewezen een gebrekkig inzicht te zijn in de wereld maar een goed inzicht in de astronomie, als de 3 sterren in Orion die de zon of het Licht “volgen” door diens rijsplaats aan te wijzen op de kortste dag van het jaar, 21 december, als ik Zeitgeist moet geloven.)
  • 7: de som van 3 en 4, dus het begin van een reeks en de vormgeving ervan in de fysieke wereld. Of waar het fysieke en het mentale elkaar ontmoeten.

Getallen en Hebreeuwse namen zijn in het oude testament een en hetzelfde. Pameijer ontleedt zo Mizrajim, de oostelijke stam Joden, Joden, letterlijk, “uit het oosten”. Hoewel ik uitkom op de reeks 40 7 200 10 8 40 en daarmee afwijk van Pameijers 40 90 200 10 40 blijven 40 en 200 overeind als begin en eind en middenstuk. Zoals de koning die wordt geflankeerd door de torens. (en torens zijn weer een belangrijk element in de tarot, die gelijksoortige getallensymboliek herbergt.)

Pameijer ontleedt Kanaan (כנען) (grofweg KNAN) in de volgende letters/cijfers:

  • 70 = ayin = ע
  • 20 = kaph = כ
  • 50 = nun = ן
  • 50 = nun = נ
  • 20 is de dualiteit
  • 50 is de overstijging van de materiële ontwikkeling, is immers 40 + 10. 40 is immers 4 x 10, als product van de horizontale totaliteit en de volle maat 10, die de som is van 1, 2, 3 en 4. 50 is dus de som van het product van de volle maat en de horizontale totaliteit en de volle maat, wat de volle maat (in materiële zin) overstijgt.
  • 70 duidt op de volheid van de schepping, want is de volle maat x het product van de horizontale en verticale totaliteit. 7 is het goddelijke getal, 10 de volle maat.
  • 50 is een herhaling van de materiële overstijging.

Pameijer bepaalt de totale numerieke waarden van Mizrajim en Kanaan op 380 en 190, die zich verhouden als 2:1. Dit illustreert eens te meer de beweging van dualiteit naar eenheid. Kanaan is de eenheid en Mizrajim de dualiteit. De reis voert dus, door de woestijn met zijn halteplaatsen, naar verlossing en volheid. De reis duurt 40 jaar, wat een gebruikelijke waarde is voor een periodieke indeling, een historiserende eenheid. 40 was wellicht de leeftijd waarop je als mens “vol” bent en afgeschreven kan worden als evolutionair nuttig. Het begin van het definitieve verval, een leeftijd waarop je opa wordt en het doorgegeven stokje tweemaal is verwijderd van het zelf. 40 is dus het volle leven. 40 is een generatie. In dat licht bestrijkt het leven van Mozes 3 generaties, 1 voor elk deel van de verticale totaliteit. Mozes klimt vanuit de onderwereld via de wereld naar het kosmische. En op het einde van Mozes' aardse levensduur (van onderaards naar aards) en op het scharnierpunt naar het kosmische vangt hij de reis naar het spirituele aan, naar de eenheid. Hij kan niet anders dan sterven op zijn 120e jaar, het belofde land beziend vanaf een berg. Op de rand van de derde wedergeboorte sterft hij.

De Exodus is hiermee de symbolische tocht van ontwikkeling, opgang, van de mens. Zoals Jezus ook zijn opgang meemaakte in het Nieuwe Testament. Hoera voor symboliek en getallen.

De 42 halteplaatsen zijn symbolische plaatsen die men aandoet op de reis van duaal naar één. In religie:

  • Het aantal mannen van Beth-azmaveth in de volkstelling van Israël bij de terugkeer van ballingschap. (Bijbel, Ezra 2:24)
  • Het aantal maanden dat het Beest heerst over de Aarde. (Bijbel, Openbaring 13:5)
  • Het aantal generaties van Abraham tot Jezus in het evangelie van Mattheüs. (Bijbel, Matteüs 1:17)
  • Er zijn 42 principes van Ma'at. (Maät of Ma'at is in het Oude Egypte de aanduiding van het concept van waarheid, stabiliteit en rechtvaardigheid en kosmische orde. Het komt reeds in het 3e millennium v.Chr. in teksten voor. Maät wordt vanaf het Middenrijk de maatstaf voor de hoofdrol van de farao: de kosmische orde handhaven voor de vruchtbaarheid van het land en zijn bewoners.) En natuurlijk 42 als de zin van het leven volgens Douglas Adams.

42 is tevens 6 x 7, de aardse volledigheid in aantal van het product van 3 en 4. Een volledig leven, feitelijk. Daarom ook de minimumleeftijd voor de verkiezing van consul in de Romeinse republiek.

Bijzonder relevant is echter het aantal generaties van Abraham tot Jezus: van de aardsvader (sic!) tot de zoon van god. 42 is de weg naar spiritualiteit. En dat is in meerdere culturen zo.

De reis van het volk Israël legt het volgende pad af en doet de volgende plaatsen aan, volgens Numeri 33:

  1. Dit zijn de reizen der kinderen Israëls, die uit Egypteland uitgetogen zijn, naar hun heiren, door de hand van Mozes en Aäron.
  2. En Mozes schreef hun uittochten, naar hun reizen, naar den mond des HEEREN; en dit zijn hun reizen, naar hun uittochten.
  3. Zij reisden dan van Rameses; in de eerste maand, op den vijftienden dag der eerste maand, des anderen daags van het pascha, togen de kinderen Israëls uit door een hoge hand, voor de ogen van alle Egyptenaren;
  4. Als de Egyptenaars begroeven degenen, welke de HEERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; ook had de HEERE gerichten geoefend aan hun goden.
  5. Als de kinderen Israëls van Rameses verreisd waren, zo legerden zij zich te Sukkoth.
  6. En zij verreisden van Sukkoth, en legerden zich in Etham, hetwelk aan het einde der woestijn is.
  7. En zij verreisden van Etham, en keerden weder naar Pi-hachiroth, dat tegenover Baäl-sefon is, en zij legerden zich voor Migdol.
  8. En zij verreisden van Hachiroth, en gingen over, door het midden van de zee, naar de woestijn, en zij gingen drie dagreizen in de woestijn Etham, en legerden zich in Mara.
  9. En zij verreisden van Mara, en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen, en zij legerden zich aldaar.
  10. En zij verreisden van Elim, en legerden zich aan de Schelfzee.
  11. En zij verreisden van de Schelfzee, en legerden zich in de woestijn Sin.
  12. En zij verreisden uit de woestijn Sin, en zij legerden zich in Dofka.
  13. En zij verreisden van Dofka, en legerden zich in Aluz.
  14. En zij verreisden van Aluz, en legerden zich in Rafidim; doch daar was geen water voor het volk, om te drinken.
  15. En zij verreisden van Rafidim, en legerden zich in de woestijn van Sinaï.
  16. En zij verreisden uit de woestijn van Sinaï, en legerden zich in Kibroth-thaava.
  17. En zij verreisden van Kibroth-thaava, en legerden zich in Hazeroth.
  18. En zij verreisden van Hazeroth, en legerden zich in Rithma.
  19. En zij verreisden van Rithma, en legerden zich in Rimmon-perez.
  20. En zij verreisden van Rimmon-perez, en legerden zich in Libna.
  21. En zij verreisden van Libna, en legerden zich in Rissa.
  22. En zij verreisden van Rissa, en legerden zich in Kehelatha.
  23. En zij verreisden van Kehelatha, en legerden zich in het gebergte van Safer.
  24. En zij verreisden van het gebergte Safer, en legerden zich in Harada.
  25. En zij verreisden van Harada, en legerden zich in Makheloth.
  26. En zij verreisden van Makheloth, en legerden zich in Tachath.
  27. En zij verreisden van Tachath, en legerden zich in Tharah.
  28. En zij verreisden van Tharah, en legerden zich in Mithka.
  29. En zij verreisden van Mithka, en legerden zich in Hasmona.
  30. En zij verreisden van Hasmona, en legerden zich in Moseroth.
  31. En zij verreisden van Moseroth, en legerden zich in Bene-jaakan.
  32. En zij verreisden van Bene-jaakan, en legerden zich in Hor-gidgad.
  33. En zij verreisden van Hor-gidgad, en legerden zich in Jotbatha.
  34. En zij verreisden van Jotbatha, en legerden zich in Abrona.
  35. En zij verreisden van Abrona, en legerden zich in Ezeon-geber.
  36. En zij verreisden van Ezeon-geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat is Kades.
  37. En zij verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom.
  38. Toen ging de priester Aäron op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den uittocht van de kinderen Israëls uit Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand.
  39. Aäron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor.
  40. En de Kanaäniet, de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaän, hoorde, dat de kinderen Israëls aankwamen.
  41. En zij verreisden van den berg Hor, en legerden zich in Zalmona.
  42. En zij verreisden van Zalmona, en legerden zich in Funon.
  43. En zij verreisden van Funon, en legerden zich in Oboth.
  44. En zij verreisden van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim, in de landpale van Moab.
  45. En zij verreisden van de heuvelen van Abarim, en legerden zich in Dibon-gad.
  46. En zij verreisden van Dibon-gad, en legerden zich in Almon-diblathaim.
  47. En zij verreisden van Almon-diblathaim, en legerden zich in de bergen Abarim, tegen Nebo.
  48. En zij verreisden van de bergen Abarim, en legerden zich in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho.
  49. En zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-jesimoth, tot aan Abel-sittim, in de vlakke velden der Moabieten. 50 En de HEERE sprak tot Mozes, in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho, zeggende:
  50. Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Wanneer gijlieden over de Jordaan zult gegaan zijn in het land Kanaän;
  51. Zo zult gij alle inwoners des lands voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en al hun beeltenissen verderven; ook zult gij al hun gegotene beelden verderven, en al hun hoogten verdelgen.
  52. En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen, en daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven, om hetzelve erfelijk te bezitten.
  53. En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten; dengenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en dien, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen uwer vaderen zult gij de erfenis nemen.
  54. Maar indien gij de inwoners des lands niet voor uw aangezicht uit de bezitting zult verdrijven, zo zal het geschieden, dat, die gij van hen zult laten overblijven, tot doornen zullen zijn in uw ogen, en tot prikkelen in uw zijden, en u zullen benauwen op het land, waarin gij woont.
  55. En het zal geschieden, dat Ik u zal doen, gelijk als Ik hun dacht te doen.

Pameijer vertaalt die plaatsen als verwijzingen naar aspecten van het bewustzijn. Als je de teksten ook leest valt het gebruik van getallen op (12 waterbronnen, 40 dadelpalmen). De namen van de halteplaatsen tonen een bewustzijnsgroei. De ziel stijgt opwaarts. Water vertaalt Pameijer overigens als symbool voor de ziel. Freud zag de waterlijn ook als waar de geest van het bewuste naar het on- en onderbewuste overging. De spreekwoordelijke ijsberg. Feitelijk gezien scheidt die waterlijn de aardse mens van de door hem bewoonbare wereld en het onbekende. In het water leeft ook de vis, die het symbool voor Jezus is (en wat schijnbaar ontleend is aan het tijdperk van het sterrenbeeld Vissen (pisces) waarin we ons nu bevinden, en dat rond 2150 na Christus over zal gaan naar het tijdperk van de waterman (Aquarius). Overigens is met Mozes de overgang van het tijdperk van de Ram ingegaan, na het tijdperk van de Stier, het beest dat door het heidense volk onder de leiding van Mozes werd verafgood bij diens afwezige tijd op de bergtop ter ontvangenis van de 10 geboden. Deze tijdperken duren 2150 jaar en zijn ontleend aan astronomie. De beweging van de aarde in de kosmos doet de richting verschuiven naar andere sterrenbeelden, waarvan dus in de afgelopen tijdperken de Stier, de Ram, de Vissen doorlopen zijn en de Waterman aanstaande is. Daarmee eindigt het tijdperk van Vissen, of Jezus, en gaan we het huis binnen achter de man met de kruik aan.

Lukas 22:7-13 = 7 The day had come for the Festival of Thin Bread, and it was time to kill the Passover lambs. 8 So Jesus said to Peter and John, “Go and prepare the Passover meal for us to eat.” 9 But they asked, “Where do you want us to prepare it?” 10 Jesus told them, “As you go into the city, you will meet a man carrying a jar of water. Follow him into the house 11 and say to the owner, ‘Our teacher wants to know where he can eat the Passover meal with his disciples.’ 12 The owner will take you upstairs and show you a large room ready for you to use. Prepare the meal there.” 13 Peter and John left. They found everything just as Jesus had told them, and they prepared the Passover meal.)

Terug naar de halteplaatsen: de tocht loopt van Rameses naar Sukkoth, dat een getalswaarde van 480 heeft. 480 = 12x40, waarvan de betekenis in speculatie terug te brengen is tot een volledigheid van aardsheid. De nieuwe wereld wordt vertegenwoordigd door het getal 50, dat de volle 40 heeft + de 10 van een compleetheid. Dus wat ligt voorbij de volledigheid van 4 x 10, wat de aardse horizontale totaliteit x de volle maat als som van 1, 2, 3 en 4. Wat daar voorbij ligt is nogmaal de 10. 50 is Kanaan. De voorlaatste halte is Moab, wat een getalswaarde van 49 (7x7) heeft. Slechts 1 verwijderd van 50. Bijna daar. De stap tussen Rameses en Sukkoth is overigens het verschil tussen de getalswaarden 430 en 480 = 50. Een nieuwe wereld aan verschil, feitelijk.

De laatste strijd die geleverd moet worden om Kanaan te bereiken is die met de koningen Sichon en Og, respectievelijk van de Amorieten en Bashan. Pameijer bepaalt hun gezamenlijke getalswaarde op 1000. 1000 is, volgens Pameijer, het goddelijke in zijn hoogste dimensie. Sichon zou staan voor de onoverwinnelijke dierlijke natuur van de mens en Og de onoverwinnelijke kracht van het rasbewustzijn (wat ik overigens een moeilijke term vind). Door deze twee te verslaan breek je definitief door de aardse barrieres die het menszijn definieren. Een strijd die onmogelijk te winnen is door mensen. Deze twee koningen maken deel uit van onze fysieke opmaak en neigingen. Ze zijn onoverwinnelijk. En toch winnen de Israelieten van de koningen, wat hun onmogelijke reis voltooit. Pameijer vult hier aan dat Moab (49) en Bethlehem (490) een onderlinge relatie hebben, en dat de reis van Moab naar Bethlehem een transgressie symbioliseert. Het betekent de reis van het aardse naar het spirituele, de laatste stap, de voltooiing van de reis vanuit de dualiteit naar het één. Ruth maakt deze reis, en zij vertegenwoordigt de zuivere ziel. Bethlehem is het Broodhuis, letterlijk, van waaruit het spirituele voer wordt gedistribueerd, na een loutering door de woestijn en het afstand nemen van het aardse.