Ger C. Bout is architect. Een architekton, een bouwmeester. Architect komt van archi- (voornaamste) en tekton (timmerman). Tekton houdt verband met technè (techniek, kunst, kunde).
Ger was inderdaad een timmerman. Hij timmerde tafels in elkaar en onttimmerde huizen tot ze verzamelingen materiaal waren. Ger onttimmert wel meer: hij trekt dingen uit elkaar en lijkt zich daarmee af te vragen waar het huis begint en het materiaal ophoudt. Oftewel: de dingen zijn niet waar ze uit bestaan, ze worden, mits goed gerangschikt, altijd iets meer dan dat.
Het huis biedt ons geborgenheid, een plaats om uit te rusten, om weg te kruipen uit onophoudelijke beweging. Maar vandaag de dag is dat huis de container aan het worden van alles wat er ooit uitsluitend buiten gehouden werd. Er is sprake van een omkering van activiteit. De techniek stelde ons ertoe in staat om niet langer op locatie te hoeven zijn. Nu moeten we er de consequenties van dragen, kunnen we ons niet meer onttrekken aan onze taken en plichten, want ook al zijn we ziek: we kunnen altijd op ons werk zijn.
Op 21 juli is het wetsvoorstel voor de Wet op het recht op onbereikbaarheid ingediend. De toevoeging artikel 3, tweede lid van de Arbeidsomstandighedenwet zelf heeft weinig om het lijf: “Onderdeel van het beleid ter voorkoming of beperking van werkdruk, is een gesprek tussen de werkgever en de werknemers over bereikbaarheid buiten werktijd.” De zorg en noodzaak waarover dit een uitspraak is, niet toevallig halverwege 2020, is echter geen kleinigheid. De geborgenheid en het recht op afzondering dat elk huis garandeert is met COVID-19 op de helling komen te staan.
Het huis in het idioom van Ger past niet in dit discours van bereikbaarheid. Het hart van het (sociale) leven is de haard in het huis, al van oudsher een plek in het centrum van de constructie die we tempel of huis zijn gaan noemen. Voor de oude Grieken was de vuurplaats in hun megaron een sacrale plek. Rond de offerplaats en het vuur dat de offers naar de goden bracht, vonden de Grieken elkaar in verhalen zo oud als de wereld. Deze verhalen waren hun geschiedenis, hun identiteit, hun herkomst werden ermee verteld en bewezen.
Die vuurplaats, of haard, is waar Stephen Fry naar verwijst in het verloren goed van het verleden. Ooit verzamelden we ons rond het warme licht van de offervlam. We vormden een kring rond de energie van het leven (“energy is life”) en hier bestonden we in de rituele hervertelling van onze oorsprong. Het leven begint en eindigt met die vlam. Haard is, niet alleen in het Nederlands, verwant aan hart. De Engelsen spreken van hearth en heart, de Grieken noemen de haard kardia, waarmee ook naar het hart verwezen wordt. Denk ook aan cardiologie. In het oude Griekenland stond het begrip oikos voor de spreekwoordelijke huis en haard. Oikos is de wortel van woorden als ecologie en economie.
Het latijnse woord voor haard is focus. Zo heeft de haard ons begrippen verleend die gaan over scherpte, concentratie en centraliteit. Dit leert ons ook de grote waarde van die haard in de cultuur en het leven van de Grieken en de Romeinen. De godin die erbij hoort is Hestia, een van de onbekendere uit het Griekse pantheon. Haar attribuut is de vlam en ze werd gedankt bij de maaltijd, die een of ander garingsproces had doorgemaakt. De Romeinen noemen haar Vesta, en in haar heiligdom werken toegewijde Vestaalse maagden onuitputtelijk aan het behoud van haar vlam.
De haard, het hart van het huis, is waar Ger zijn deelnemers uitnodigde om onder het genot van een kop koffie of een loempia dingen in beweging te zetten. De onverzettelijkheid van de vlam en diens vurige karakter leven voort in Gers erfenis. Het hart van zijn huis, tussen keuken en kamer, sauna en sponde, was de plek waar het allemaal gebeurde. En dat huis was zijn fascinatie. Gers hart was groot: er was voor iedereen een huis. Niet als platitude, maar omdat Ger elk mens een prettig onderkomen wenste en er zijn best voor deed. In praktische zin, als architect, maar ook in abstracte zin, als filosoof en onderzoeker naar waar het huis begint en eindigt.
Thuis zijn, verwelkomd worden, opgenomen in de warmte van de haard, de omarming van de ander. Dat is waar Gers huis voor staat. Niet alleen tussen vier muren, en vloer en een dak, maar in de ontmoeting met vrienden.