Het sublieme onstaat bij de Romantische schilders Friedrich en William Turner. Dit komt voort uit het besef van de mens dat hij verloren is in de grote wereld van zijn tijd. Natuur en techniek overrompelen hem, overweldigen hem, vervullen hem van angst en beven. Maar het is precies deze ervaring die apelleert aan onze diepste menselijkheid, het activeert ons meest menselijke gevoel mens te zijn.

(Alhoewel, ontstaat bij de Romantiek,…. Het gegeven te streven naar verheffing door kunst is natuurlijk al veel ouder. Barnet Newman zegt dat de Gotische kunstenaars een beter idee hadden van het sublieme dan de Renaissance-kunstenaars. Dat heeft alles te maken met het gladde, smalle pad van de representatie naar die verheffing, een pad aan beide zijden omgeven door de verlokkingen van de schoonheidsmythe die door de Grieken is geformuleerd en — wellicht — verkeerd begrepen door alle navolgers, te beginnen bij de Romeinen. Maar dat terzijde.)

Wie wij zijn leren we pas door te gaan naar waar het zijn ophoudt. We moeten naar de grenzen bewegen om te voelen. In banaliteit zit geen gevoel, in de overrompeling door angst voelen we onszelf het best. De ‘kick’, zogezegd. Nervenkitzel.

Schoonheid wordt verdacht op het moment dat volksmenners en demagogen kunst inzetten ter ondersteuning van hun twijfelachtige idealen. Lenin, Stalin, Hitler: ze zetten kunstenaars in om een idee te verspreiden. In 1928 brengt Edward Bernays al een boek uit waarin hij de sturende principes van de marketing uiteenzet, toen nog zonder schroom propaganda genoemd. Schoonheid is het thema van reclame en niet meer het ideaal van de kunstenaar, want wat die kunstenaar doet of moet doen zou zich idealiter onttrekken aan de eerste indruk die schoonheid moet wekken. De verleiding van de schoonheid maakt de activiteit van de kunstenaar verdacht.

Het einde van schoonheid wordt ingeluid door Mark Rothko, die met zijn schilderijen de leegte opzoekt. Een gevoel in verf, een niet representeerbare schoonheid. Een die je moet voelen en waartoe Rothko pogingen doet die over te brengen.

Georges Bataille: Er is een onweerstaanbare drang tot extatische ervaringen. Waar komt dat uit voort in een wereld waarin het bestaan van God verre van vanzelfsprekend is? Individuen bestaan buiten de ongedeelde materie, waaruit wij ontstaan als we worden geboren. Als individu beschermen we ons ik tegen gevaren van buiten, met kleren en zandzakken en luiken om te voorkomen dat onze lichamelijke integriteit wordt geschonden. We willen ten koste van alles voorkomen terug op te gaan in het ongedeelde. Maar tegelijkertijd is er een verlangen om op te lossen in die ondeelbare materie, verlost te worden uit de individuele ik. Dit verklaart seks, dat extatisch opgaan in een ander mogelijk maakt, hetzelfde geldt voor drugs, drank en voetbalwedstrijden. Het jezelf voor een moment verliezen in het ongedeelde en je daarna weer kunnen herstellen tot individu is tijdelijke verlossing. En al is het maar heel even, het behaagt ons.

"Plotseling, bijna zonder het te beseffen, ben je weg uit het leven van alledag, is je geest elders en zoek je je weg in de beelden, de vormen en ideeën die het kunstwerk je aanreikt."

Hans den Hartog Jager, Meer licht (2010)

"Michelangelo knew that the meaning of the Greek humanities for his time involved making Christ - the man, into Christ - who is God; that his plastic problem was neither the medieval one, to make a cathedral, nor the Greek one, to make a man like a god, but to make a cathedral out of man."

Barnett Newman, The Sublime is Now (1948)

Newman denkt dat Amerika zich kan losmaken van de dwingende esthetiek van de Grieken, die verwarring zaaiden door het de relatie van de mens met het Absolute uit te drukken in Absolute schoonheid in de menselijke vorm. Hij noemt het ‘fetish of quality’, dus vakmanschap dat een gebrek aan begrip moet maskeren. Omdat ook wij niet meer weten wat nu eigenlijk ons verlangen is in kunst. Het is als je uitdrukken in een perfecte volzin, maar in hoeverre bevredigd dit de uitdrukkingsbehoefte? Is de vorm evenredig gecorreleerd met de inhoud? Newman zegt dat de vorm het van de inhoud overneemt en we — ook bij het kijken — vergeten wat de inhoud is en verdwijnen in de vorm. De Grieken hebben schoonheid uitgevonden, of beter, hebben van die schoonheid een ideaal gemaakt. Alleen formalisten huldigen dergelijke normen.

Verheerlijking zit in vorm, en dat is fout. Gotiek, zegt Newman, is puurder, eerlijker dan de Renaissance. In de Gotiek streeft de kunstenaar ernaar de suggestie van schoonheid en het absolute te verwerken in kathedralen. Overrompelende constructies die zich proberen te onttrekken aan de verheerlijking van de particuliere vorm. De Renaissance hijst de Oudheid weer op de sokkel en verliest zich in de weergave van perfectie in vorm en lichaam. Daarmee slaat het een zijpad in richting verlossing. Dit kweekt volgelingen van de ‘schoonheidscultus’.

Dan zijn er de Impressionisten, vervolgt Newman, die verbolgen zijn over de mate waarin de schoonheidscultus de verlossing uit het oog verloren heeft. Zij beginnen met de vernietiging van de gevestigde schoonheidsretoriek door prat te gaan op het oppervlak met lelijke verfstreken.

Moderne kunst begint waar met de schoonheid wordt afgerekend. Schoonheid misleidt hier dus: het is niet het hoogste in kunst, maar juist het laagste. Waar de schoonheid in faalt is ons te leiden naar de verlossing. Schoonheid levert onvoldoende momentum op om van de grond te komen, daarvoor hebben we meer nodig dan het oppervlak alleen. Maar ook de impressionisten kunnen zich niet ontworstelen aan de houdgreep van de Grieken. Ze verzetten zich maar er is geen revolutie, er is slechts vertaling. Oude wijn in nieuwe zakken. Verheerlijking van de “lelijkheid” is het gevolg, nog steeds voornamelijk bezig met de oppervlakte. Er is niets nieuws bedacht, alleen opnieuw aangekleed. Zelfs Mondriaan, zegt Newman, was niet bij machte om de revolutie te realiseren. Hij maakte van compositie (de rechte hoek) en kleur (het witte vlak) de nieuwe schoonheid. “The geometry (perfection) swallowed up his metaphysics (exaltation).”

Europese kunst faalt in het bereiken van het sublieme doordat het zich niet uit de sfeer van de zintuiglijke ervaring kan krijgen. Moderne kunst wijst de Renaissance af — vervormt — of ontkent die juist maar ontsnapt daarmee niet aan formalisme. Abstracte retoriek werd verweven met de worsteling over de aard van schoonheid, en of dat in de natuur of erbuiten te vinden was.

En dat brengt Newman ertoe te postuleren dat er in Amerika kunstenaars aan het werk zijn die niet gebukt gaan onder het juk van Europese tradities. Zij houden zich niet bezig met schoonheid of waar die schoonheid zich bevindt. De menselijke behoefte tot verheffing wordt herbevestigd. De oude rekwisieten en ondersteuning zijn hierin niet nodig. Er wordt niet gezocht naar associaties met oude normen van schoonheid. Er wordt afgerekend met de tekortkomingen van het geheugen, associatie, nostalgie, legende en mythe die de Europese schilderkunst hebben aangedreven.

"The image we produce is the self-evident one of revelation, real and concrete, that can be understood by anyone who will look at it without the nostalgic glasses of history."

Barnett Newman, 1948.

De Romantische schilders — Friedrich en Turner — verwijzen naar de natuur als de topos van het Sublieme. Daar kun je het ervaren, zeggen zij. Maar eigenlijk zeggen zij dat de rede en de industrialisatie het tegendeel zijn van verheffing. Gevoel is het begin van verheffing, niet kritische reflectie. De logische gedachte vermoordt de ervaring. Maar ook daarin blijven deze schilders hangen in representatie. Friedrich nog het meest letterlijk, in taferelen van mensen in de wilde, enorme en ontembare natuur. Turner is expressiever in het gevoel dat erbij hoort, maar ook hier zijn het statische taferelen die een indruk geven van hoe gevoel en waarneming samengaan in een eendimensionale poging tot het Sublieme te komen. Van hartkloppingen, hoge bloeddruk, duizelingen of zielenpijn is hier geen sprake. Het Sublieme wordt strict subjectief ervaren en het kunstwerk kan hierin slechts faciliteren, maar faciliteren de Romantici wel goed?

Sublieme ervaringen en schoonheid moeten dus ver uit elkaar gehouden worden. Evenwel gaat Hans den Hartog Jager er prat op diezelfde schoonheidsideaal nog even van wat extra duiding te voorzien. Hij onderscheidt 3 typen:

Het klassieke schoonheidsideaal

Hier gaat het om harmonie en meetbaarheid. Dit zijn principes die je kunt aanleren, en schoonheid wordt hiermee dus een ambachtelijk doel. De nauwkeurige en naturistische representatie van de wereld, ook wel mimesis genoemd, is hier het streven. In combinatie met de term kalokagathia (schoonheid en goedheid) moeten we echter een kleine pas op de plaats maken in deze gedachtelijn. Mimesis, of nabootsing, is iets anders dan het ideaal van schoonheid. Ideale schoonheid is een in menselijke termen gevatte benadering van het Absolute, of perfecte. Wij mensen zijn verdeeld, duaal, uit evenwicht. Wij zijn niet langer deel van de ongedeelde materie maar verparticulierd. Dat maakt het ons onmogelijk om tot dat Absolute door te dringen. Mimesis is ambacht, niet verheffing, maar het wordt uiteindelijk ingezet op weg naar de bedwinging van de natuur. Ook is het niet volstrekte mimesis die ingezet wordt in de schoonheidscultus, maar theoretische en abstracte mimesis: het najagen van een hypothetische ideaal die boven het menselijke ligt.

Het romantische schoonheidsideaal

Deze ligt in het verlengde van de klassieke ideaal. Nauwkeurige harmonie worden vervangen door de onbeheersbare natuur, die het tegendeel lijken te zijn. Evenwel is in die natuur juist de harmonie dusdanig dat die leeft en niet van de menselijke tekentafel hoeft te komen. De Goddelijke schepping is dusdanig harmonieus en perfect dat hij voor ons bijna onbegrijpelijk is. We zien in de Renaissance de schoonheid en harmonie in de wetmatigheid van de natuur, in de Romantiek wordt die technische benadering verworpen en gaat de voorkeur naar het niet-bedachte. Het overbrengen van de nederigheid waar de wilde natuur ons toe dwingt is het nieuwe sublieme object van de kunstenaar.

Het onverschillige schoonheidsideaal

De synthese, of logische derde stap in deze beweging, is de onverschillige ideaal, te zien in de kunst van het je verwijderen van de canonieke schoonheid. Het niet willen verhouden tot schoonheid — wat natuurlijk eigenlijk helemaal niet onverschillig is, maar juist in het verschil bestaat! Een actief onttrekken aan schoonheid zoals dat tot die tijd gold is het doel van bijvoorbeeld Dada, maar verkent in principe geen nieuw gebied. Newman legt hierbij de verbinding met de impressionisten.

 

Den Hartog Jager postuleert dat het sublieme zich daar bevindt waar (niet-ambachtelijke) schoonheid verpakt in een fenomeen dat de uiterste regionen van het menselijk bevattingsvermogen tart. Dit doet sterk denken aan een ander begrip: het Unheimische of the uncanny, door Nicholas Royle omschreven als “a flickering moment of embroilment in the experience of something at once strange and familiar”. (The uncanny, 2003) Oftewel: een fractie van een seconde verwikkeld zijn in de ervaring van iets wat zowel vreemd als bekend is. Ook spreekt Royle van een kortstondig verlies van het ‘zelf’. Hij gebruikt het woord ‘proper’, in de Engelse context, met de betekenis van het Latijnse ‘proprius’, wat ‘eigen’ betekent. Het verlies van het zelf is wat Bataille het opgaan in de ongedeelde materie noemt. Dit is een religieuze ervaring en kan opgedaan worden in seks, euforie en intense angst. Maar het is ook een bijverschijnsel van een psychose of waan. Depersonalisatie, existentiële angst, zoals Sartre het beschrijft in Walging, maakt zich paradoxaal genoeg meester van hen die verdwalen in gedachten… Depressie en psychose is niet zelden een gevolg van intense rationele activiteit. Een loophole in de menselijke geest, of juist een beschermingsmechanisme om al te intense zelfbevraging te voorkomen? Of misschien juist het enige logische gevolg van zelfbevraging: het besef dat dat zelf niet bestaat. Is dat wat Nietzsche overkwam in Turijn, waardoor hij het paard aanklampte en de laatste 11 jaar van zijn leven als waanzinnige sleet?

 

Het zelf is ook wat verdwijnt in het sublieme, het hogere, de ongedeelde materie, bij de aanblik van de juiste kunst. Kunst die (be)roert en de juiste knoppen raakt. Zijn uncanny en subliem hierin verwant? Wat is het verschil?