Beschouwingen van een Eschernaut

In het Kunstmuseum Den Haag loopt de tentoonstelling Escher: Andere Wereld van 18 februari tot 10 september.

Escher wordt begeleid door Gijs van Vaerenbergh, een Belgisch kunstenaarsduo (Pieterjan Gijs en Arnout van Vaerenbergh) dat er eigenzinnige opvattingen over architectuur op nahoudt. In de praktijk betekent de “samenwerking” tussen Escher en GvV dat de ruimtes thematisch van een decor werden voorzien.

Escher is thematisch uitgesmeerd over 6 DAG-zalen onder noemers als Natuur, Oneindigheid, Spiegelingen, Regelmatige Vlakverdeling, Mogelijke Architectuur en Onmogelijke Architectuur, en 6 kleinere NACHT-ruimtes in de donkerte. In al die zalen heeft Gijs van Vaerenbergh “reacties” bedacht.

Hoewel GvV school heeft gemaakt met werk dat het midden houdt tussen sculptuur en architectuur zie ik de interventies in de ruimtes in het Kunstmuseum toch vooral als decors, net geen coulissen, zeer beperkt geven ze een indruk van de complexe materie waar Escher zich in zijn tekeningen mee bezig heeft gehouden. De immersieve ervaringen in Escher in het Paleis zijn beter (al moet ik die nog bezoeken bij het schrijven van dit stuk, maar ik heb begrepen dat er nogal hard met perspectief wordt gespeeld in dat paleis).

Alles goud dat er blinkt?

Wat er hangt is misschien niet eens echt! Tenminste, als je een nieuwe afdruk niet als het echte ding rekent. Het zal niet voor het eerst zijn dat er nieuwe afdrukken worden getoond, om de oude originelen te sparen. En het publiek ziet het verschil toch niet. Papierrestaurateur Kees Bitter, genoemd in het boek van Joris Escher, weet heel goed hoe de bochten spreekwoordelijk af te snijden.

Het voordeel van afdrukken is inderdaad dat je er meerdere kunt maken. Principiële kunstenaars willen hun originelen, de platen, nog weleens vernietigen om de waarde van de gemaakte afdrukken te bewaren, het aantal prints te beperken en zo dus ook schaarste te creëren.

Zalen

Goed, de ruimtes hebben thema’s en GvV maakte daar rekwisieten, objecten of wandbekleding bij. We beginnen met een portret van Escher, gemaakt uit jengablokjes.

Dan een ruimte met papier aan het plafond als nabootsing van de arceringstechnieken die Escher gebruikt in zijn houtsnedes.

Links ervan is de meest fotogenieke ruimte die ook in de promotie wordt gebruikt, ontleend aan de mezquita te Cordoba. GvV doopt deze installatie “mogelijke architectuur”, als pendant van de “onmogelijke architectuur” twee ruimtes verderop, die weer ontleend is aan Eschers Relativiteit uit 1953: trapjes die niet te bewandelen zijn, maar is het daarom onmogelijke architectuur?

Verder zijn er nog: de Twee gebogen spiegels, die een spel met reflectie moeten opleveren; de Eindeloze lijn, die een in de ruimte opgevouwen hoepel is en zo hier en daar in de weg kan zitten; het Vlakvullingendoolhof, een ruimte die in modules van halfopen zeshoeken van wandjes is voorzien. Deze ruimte loopt dood, dus je kunt hier maar beter de routing volgen. Het is vrij krap.

Mogelijke architectuur

Escher laat zich erg inspireren door het Spaanse en Italiaanse landschap, maar ook Nederland wordt afgebeeld in een vormtaal die ongewoon profetisch lijkt. Wetenschap en decoratieve kunsten gaan bij Escher hand in hand.

Het Alhambra blijkt een sleutelthema: patronen en oneindigheid openbaren zich aan Mauk.

Onmogelijke architectuur en optische verwarring.

“A closed loop disguises the boundaries of the dream you’ve created.” [Inception]

Eens terug bij de Eindeloze lijn ga je rechtsaf de Onmogelijke architectuur in, waar de Prentententoonstelling hangt en waar de kinderen graag ondersteboven met trapjes op de foto gaan. Bij de Prentententoonstelling had ik zelf ook even een metamomentje toen ik keek naar iemand die naar de Prentententoonstelling keek en die dus ook naar het tafereel met hemzelf erin keek… de tegenwoordigheid van geest ontbrak om er een foto van te maken, maar dat mogen jullie ook zelf doen.

Steek hier door en je komt in het nachtgedeelte: de gang met de open vierkante ruimtes aan de westzijde tegen de zalen geplakt. Deze donkere ruimtes zijn mijns inziens de meest interessante. Het GvV-werk wordt hier conceptueler en daarmee ook beter. Het ontstijgt het niveau van decor of rekwisiet. Bijvoorbeeld de Lijntekening Grotto, die een soort wormgat met schuine draadjes is en een spel speelt met de ogen. Je mag er allemaal niet aanzitten, maar laat dat je niet in de weg zitten.

Er is ook nog het Bas-reliëf V (Dag en Nacht), een spel met Eschers symmetrische dag en nacht dorpje aan de overstaande wand. Bekijk je het van de ene kant dan is het ding zwart, van de andere kant is het wit. Dag en nacht dus.

Dan is er nog de oneindige trap, gebaseerd op Trappenhuis uit 1951;

Portret van een dorp, een draadframe van een kerk gebaseerd op een tekening van de Nieuwe Kerk van Delft uit 1959;

Nog een draadframe met staal [titel ontbreekt] als zinspeling op een slangenmotief;

De Dwaaltuin, een project voor Leuven in 2025 dat overeenkomsten vertoont met Eschers abstracte ontwerpen voor bankbiljetten

Bas-reliëf IV (Regen), dat verwijst naar de arceringstechnieken van Eschers nachtelijke tekeningen van Rome (als de barokkigheid aan het oog onttrokken is). Aan de andere kant nog wat kleinigheden uit het Escher-universum.

Nacht: Dorische zuilen

In de kleinere ruimtes aanpalend de NACHT-werken van Escher met vergezellende GvV-reacties.

Het onderstuk van de linker zuil suggereert de ruimtelik-heid van een zwaar steen voorwerp, maar in werkelijk-heid is het alleen maar wat drukinkt op een stuk papier.

Het is dus eigenlijk een platte papieren strook die, drie maal gevouwen, tussen de zoldering en het kapiteel van de rechter zuil geklemd zit. Maar met die rechter zuil is het-zelfde aan de hand: van boven lijkt zi volumineus, maar van onderen blikt het een lint dat plat op de vloer lit en waar de linker zuil op rust.

Waar leidt dit nu allemaal toe? Weten we wie Escher is? En welke rol is er voor de rechtenkwesties, de Stichting MC Escher die streng toeziet op het gebruik van zijn werk. En hoe zit het met de blijkbaar talloze reproducties die tentoongesteld worden hier en in het Paleis en waar niemand het fijne van weet? Die Andere Wereld van Escher is er een achter glas, rechtenkwesties en achter paywalls, blijkbaar.

Wat mij aan Escher fascineert is zijn recursie, de oneindigheid die hij toont op allerlei verschillende manieren: van binnen, van buiten, in herhaling, in modulair doorstempelen…

Nog een puzzel voor ons is in hoeverre Escher daadwerkelijk kunstenaar was, of vond te zijn. Hij zet zich af tegen kunst omdat hij zegt niet te weten wat dat precies is. Zijn achterneefje Joris, die er ook garen bij spint (Escher worden, 2023), stelt dat ome Mauk heel goed wist wat hij deed. Maar hij was niet geporteerd van de LSD-kikkers die er met zijn werk vandoor gingen.

Oneindigheid

Escher mag dan een miskend kunstenaar en een amateur-wiskundige zijn geweest, hij lijkt precies te passen in de tijd. Zijn interesse in de decoratieve kunsten in de jaren 10 en 20 past in de Jugendstil en Art Deco beweging. Zijn interesse in recursie vindt een wetenschappelijke wortel in 1905, in het werk van de Franse wiskundige Pierre Fatou. Werkelijkheidsaspecten als getoond in Drie werelden getuigen van een gevoeligheid voor representatie, reflectie en een spel met twee en drie dimensies als in het werk van Einstein of Ludwig Schläfli. Hij komt in contact met Donald Coxeter, die hem inspireert maar die hij niet begrijpt. Escher kan tekenen maar je moet hem niet naar de theorie vragen.

Coxeter zet Escher aan tot het zoeken naar een nieuw soort oneindigheid: de cirkellimiet (Cirkellimiet IV, 1960). Niet alleen kun je zo een cirkel in oneindig kleine deelcirkels optekenen, ook zijn de manieren om dat te doen oneindig.

Dat is één soort oneindigheid. Er is ook nog de (potentiële) oneindigheid van de betegeling of tesselatie (Regelmatige vlakverdeling met hagedissen, 1956), de oneindigheid van de doorlopende beweging en herhaling (Klimmen en dalen, 1960) en de oneindigheid naar een steeds kleiner binnenste (Prentententoonstelling, 1956). Deze oneindigheden komen ook in combinaties voor.

De kern van de zaak: waarom moet u naar Escher in Den Haag? Voor de Prentententoonstelling. Helaas een enorm gemiste kans in de opstelling, want het had nog veel recursiever kunnen zijn als Gijs van Vaerenbergh iets beter hun best had gedaan, maar dat gat in het midden van die prent, dat is de locatie van uw en Eschers verwondering. Het is precies de plek waar het mysterie van tijd en ruimte zich in bevindt en niet voor niks is dat dan ook waar Escher signeert. Laat dat gat nagalmen in uw geest en u zult vervuld van die leegte met nieuwe ogen huiswaarts keren.