Ter voorbereiding van het vraaggesprek en debat van week 5 (mediakunst en stedelijke ervaring) dienden ik en mijn twee groepsgenoten (Bianca Groffen en Daniëlle de Jonge) enkele teksten te lezen. Mijns inziens voegden 2 van deze teksten echter weinig inhoudelijk toe aan het thema “mediakunst”, afgezien van Walter Benjamin’s The work of art in the age of its technological reproducibility (1935), die uiteraard geen mediakunst behandelt maar wel een denkkader biedt. Een vermaarde tekst die ik al diverse keren voorbij heb zien komen bij andere cursussen, en die bovendien in diverse variaties wordt geherinterpreteerd door andere schrijvers, filosofen en kunstenaars. Mijn tekst was die van Christiane Paul (New Media, 2008), maar daar zag ik niet meer dan een opsomming van initiatieven in. Derhalve hebben we gezamenlijk besloten om de inmiddels traditionele samenvattingen achterwege te laten bij het debat en die te vervangen door een kort filmpje waarin Benjamin’s aura-probleem nader wordt uitgelegd. Ook het theater van voor- en tegenstanders op basis van de gelezen teksten hebben we niet ten uitvoer gebracht, maar dat betekent niet dat we het over alles eens waren. Als lol-element en bij wijze van afperking hebben we een verboden woord geïntroduceerd: privacy, omdat eerdere debatten nogal eens leken te verzanden in de discussie omtrent deze term. Het leverde wat sympathie uit de groep op.

Maar eigenlijk begint het project bij het vraaggesprek met Annet Dekker, die ik eerlijk gezegd geen bijzonder professionele indruk vond geven tijdens haar gastcollege. Ook zij bleef enigszins hangen in een opsomming van initiatieven zonder echt de diepte in te gaan. Vragen die we groepsgewijs hadden voorbereid richtten zich op humor, commercie en juridische aspecten van mediakunst, waarbij Dekker zichtbaar geagiteerd was door mijn vraag over juridische haken en ogen. Ongevraagd kreeg ik een antwoord in duplo, maar het eigenlijke antwoord moest ik tussen de regels door lezen: het komt erop neer dat er vooral veel geld naar mediakunst gaat en er over kosten en baten liever niet gecorrespondeerd wordt. Ik stoorde me bovendien aan het gegeven dat Dekker zeer beknopt en in grote vaart over het thema “stedelijke ervaring” heen walste, terwijl het mijns inziens toch een behoorlijk onderdeel is van de invloed van media, kunst en locatieve media. Helaas ontbrak de tijd daar verder dieper op in te gaan.

Ter voorbereiding van het debat heb ik me geörienteerd op mijn tekst (C. Paul, New Media), maar omdat die me niet kon bekoren heb ik ook Walter Benjamin nog eens onder handen genomen. Ik merkte dat het moeilijk was om kunst en stedelijke ervaring in combinatie te blijven zien en ik als vanzelf wegzakte in één van de twee thema’s. Voor het debat was het echter noodzakelijk om een debat-fähige insteek te formuleren, dus leek het me handig om Benjamin via John Berger’s Ways of Seeing (Walter Benjamin light) nader te verklaren of te definiëren. We kozen ervoor de termen authenticiteit en uniciteit aan nader onderzoek te onderwerpen, maar verloren daarbij meer dan we wonnen. De stellingen bleken ook weinig tot de verbeelding te spreken; het mobiliseren van de groep bleek lastig, ondanks provocatieve stellingen (“Authenticiteit en uniciteit dragen niet bij aan de waarde van mediakunst” waarmee we probeerden aan te geven dat van klassieke authenticiteit geen sprake meer is, maar dat dit effect verschuift naar een zeer vluchtige en spatiotemporele authenticiteit, en “Locatieve media faciliteren een ‘impersonal, superficial, transitory and segmental’ stedelijke ervaring”, provocerend teruggrijpend op de een van de eerste teksten uit de cursus waarin een stedelijk doemscenario wordt geschetst). Tot slot hebben we nog een optimistische reservestelling geformuleerd (“Mediakunst stimuleert de groei van de creatieve stad, een plek waar werk en recreatie door elkaar lopen en stress tot het verleden behoort”) waar we niet meer aan toe kwamen.

Ondanks een lastige groep (of misschien een lastig thema waar de groep zich niet mee kan identificeren, getuige Simons zoning out) hebben we toch een klein uur vol kunnen praten over de weekthema’s en naar mijn idee hebben we het nodige denkwerk in gang gezet omtrent Benjamins aura-probleem, voor zover de groep de tekst ook gelezen had, want dat bleek niet echt uit de respons. Persoonlijk denk ik dat deze thema’s nog iets te jong zijn en nog vrij amorf van academische vorm, waardoor het debat snel vastloopt bij gebrek aan opinie. Ik vraag me nog veel dingen af over mediakunst en stedelijke ervaring waar de tand des tijds zich nog even in moet vastzetten, me dunkt.