De VIL (Vragenlijst Interpersoonlijke Lerarengedrag) is een in nevelen gehulde vragenlijst waarmee de leerlingen de docent kunnen typeren of classificeren zonder dat ze dat zelf door hebben. Mijn klasjes zijn wat klein, dus wellicht is het resultaat niet helemaal representatief, maar ik ben toch wel heel benieuwd naar hoe ze me ervaren en hoe dat overeenkomt met de idealen die ik doorheen dit portfolio heb geventileerd.

 
Om allereerst het mysterieuze karakter van de vragenlijst weg te nemen, hier een volledige VIL zoals de leerlingen hem te zien krijgen.
De VIL is afgenomen op 18 juni en de ingevulde formulieren zijn dezelfde dag ingeleverd. De resultaten laten drie weken op zich wachten. Op 5 juli ontvang ik de analysedata van de Toets- en Evaluatieservice van het COLUU. De resultaten zijn niet echt verrassend, maar wel nóg beter dan verwacht!
 
Ik heb bij het invullen van de vragenlijst geen rekening gehouden met zelfbeeld, alleen met ideaalbeeld. De voornaamste reden hiervoor is het gehaast bij het inleveren. Ik was al laat en wilde de VIL inleveren kort voor de laatste themabijeenkomst, maar toen bleek dat ik vergeten was om mijn zelf- en ideaalbeeld in te vullen. Dat heb ik toen vlug gedaan. Als ik moet kiezen tussen zelfbeeld of ideaalbeeld vind ik ideaalbeeld toch belangrijker om af te zetten tegen het beeld dat de klas van me heeft. Ik zal verder niet ingaan op hoe ik de vragenlijst heb ingevuld. De analyse spreekt boekdelen.
Wat mij opvalt aan de VIL-analyse van de VWO4 klas die ik les heb gegeven is het nagenoeg identiek zijn van de roosvormpjes voor de (volgens de leerlingen) beste docent en hoe de leerlingen mij zien. Op onderstaande afbeelding een vergelijking tussen de waarden voor de (volgens de leerlingen) beste docent en hoe zowel V5 als V4 mij beoordelen. De gelijkenissen tussen V4 en Beste docent zijn sterk! Dat betekent dus dat de leerlingen mij zien als een hele goede docent! Daar ben ik zeer tevreden mee. Iets dat opvalt aan onderstaand diagram is de lichte neiging naar liksonder bij de V5-klas. Dit kan geweten worden aan de grotere vrijheid en de relatieve afstand die ik heb gehouden om die vrijheid te waarborgen. Tegelijkertijd heb ik bij deze klas de essay-opdracht gedaan en moet rekening worden gehouden met de ietwat vermanende manier van toespreken die ik zo nu en dan heb toegepast om de klas aan het werk te krijgen. Vrijheid en resultaat zijn wat dat betreft moeilijker verenigbaar dan een doelgericht lesplan zoals dat de gewoonte was in V4.
 
 
 
Verder valt op dat ik mijzelf idealiter typeer als een tolerante docent (ipl-type 4, voornamelijk "rechts" of "samen" in de roos) terwijl de klas mij meer ziet als een tolerant en gezaghebbende docent (ipl-type 3, voornamelijk "rechtsboven" of "samen en boven" in de roos). Hieronder is dat te zien aan de uitschietende blauwe lijn bij "begrijpend" en de tamelijk lage blauwe lijn bij "leidend". De klas vind mij dus leidender en minder begrijpend dan ik idealiter zou zijn. Wel komen de drie diagrammen tamelijk overeen in algemene oriëntatie op rechtsboven en is er relatieve eensgezindheid over de matige onzekerheid, ontevredenheid en correctie.
 
 
Bovenstaande resultaten uit de klas zijn mijns inziens nog iets beter dan wat ik als ideaal heb getypeerd. In vergelijking met het vormpje van de gemiddelde docent (volgens de leerlingen) kan ik mijzelf wel op de borst kloppen. Ik hoop dat ik dat vast kan houden. Onderstaand diagram laat zien dat de gemiddelde docent veel corrigerender en ontevredener is dan ik mij in beide klassen heb geprofileerd. Gekeken naar de gemiddelden voor de sectoren kan gezegd worden dat ik op leidendhelpend/vriendelijkbegrijpend en ruimte gevend/-latend boven gemiddeld scoor en voor onzekerontevredencorrigerend en streng onder gemiddeld. Dat is precies mijn streven. 
 
 
 
De leerlingen van VWO5 hebben de VIL iets anders ingevuld. Deze roos is iets meer gebalanceerd, maar nog altijd voornamelijk "rechts" of samen. De klas typeert mij als een ipl-type 4, conform mijn ideaalbeeld. Ook hier scoor ik op rechts of "samen" boven gemiddeld en op links of "tegen" onder gemiddeld, maar de verschillen zijn kleiner dan bij VWO4. Dit denk ik te kunnen verklaren door de grotere mate van zelfstandigheid die van VWO5 wordt verlangd en het meer sturende dat nodig is bij de jongere klas.
 
Al met al geen grote verrassingen, maar wel een aangename bevestiging van mijn ideaalbeeld! Daar ben ik trots op!
 
Als het gaat om VWO4 zijn er twee belangrijke en grote verschillen tussen mijn ideaal en het leerlingbeeld te vinden in de vragen 7, "hij is zelf aan het woord" (BS leidend), en 13, "hij laat zich door leerlingen beïnvloeden". Uiteraard is er sprake van een onderlinge samenhang: als ik teveel zelf aan het woord ben is er minder ruimte voor interventie. Mijn ideaalbeeld geeft bij beide vragen waardes van respectievelijk 3 en 4, terwijl de leerlingen een gemiddelde waarde geven van respectievelijk 4,2 en 2,2. De verschillen zijn in beide gevallen groter dan 1. Dit is een signaal dat ik teveel praat. Rob noemt het ook in zijn feedback van 24 mei 2013. En omdat ik teveel praat is er weinig ruimte voor de leerling om mij te beïnvloeden. Dat streef ik echter wel na! Ik wil juist dat de leerling de vrijheid neemt om de les te beïnvloeden of te manipuleren. Ik wil niet als een alleenheerser achter mijn lessenaar staan, maar dat doe ik vooralsnog wel. Ik denk dat dit twee oorzaken heeft: ten eerste is er mijn onervarenheid met de klassen en mijn vakenthousiasme. Ik wil graag dat ze van alles weten en leren. Dat dwingt mij op de praatstoel, omdat ik dat zie als kennisoverdracht. Dat beeld is wel wat genuanceerd de laatste tijd, niet in de laatste plaats vanwege deze VIL-resultaten. Een tweede oorzaak is mijn onzekerheid over het lesontwerp. Ik weet niet goed hoe ik de klas vrij kan laten en toch kan laten leren. Ik zoek nog naar de juiste manieren en die vind ik geleidelijk aan.
 
De grootste verschillen zitten tussen mijn ideale opvatting van het leidend-aspect en de opvatting van de klas. Bij V4 is dat 0,2 en bij V5 is dat 0,11. Andere grotere verschillen zijn er niet tussen mijn ideaal en het klassenoordeel. Dat is in zichzelf ook al een opvallend resultaat, natuurlijk. Het betekent dat ik mijn ideaal goed nastreef en dat het ook aankomt. De vergelijking met de gemiddelde docent is er alleszins een die me vleit. De overeenkomsten tussen mijn ideaal en hoe de twee klassen mij zien vind ik ook erg prettig. De verschillen tussen de twee klassenbeelden wijt ik aan de andere manier van lesgeven: bij V4 is er meer sprake van sturing en een leslijn die doorlopen moet worden. Daar heb ik ook sterker gedirigeerd en is er meer sprake van orde geweest. V5 heb ik daar vrijer in gelaten, zelf laten zoeken. Ik heb ze ook zelf hun kunstonderzoek laten doen waarmee ze hun eigen syllabus hebben samengesteld. Het verschil in helpend en leidend (bij V5 kleiner dan bij V4) en corrigerend streng (bij V5 groter dan V4) laat zich door zelfwerkzaamheid en daarbij komende onzekerheden verklaren.