In twee bijeenkomsten gaan we dieper in op wat school nu eigenlijk betekent en hoe het in verschillende uithoeken van de wereld praktisch ten uitvoer wordt gebracht.

Wat is een "school" eigenlijk? De oude definitie luidt: "een vrije ruimte om samen te komen en over de dingen na te denken." Dat "vrije" is behoorlijk weggezakt, naar het lijkt. Op een "school" doe je een filosofisch gezamenlijk onderzoek. De "vrije ruimte" betekent dat je je er kunt ontwikkelen, je hebt de vrijheid om na te denken en bent vrij van de plicht om de kost te verdienen. (Zeker nu merk ik hoe een handicap het kan zijn om niet de kost te verdienen maar te studeren. Maar de universiteit is dan ook een instituut dat is opgericht om de scheiding tussen high en low brow in stand te houden, aldus Michel Foucault. Om de macht van de intelligentsia in stand te houden.)
 
Ko Melief laat wat plaatjes zien en we moeten noteren wat ons opvalt. Het gaat om de ontwikkeling van onderwijs. Ik denk dat het goed is samen te vatten in de term "atomisering". Van een rij mensen met dezelfde pakken die dezelfde instructies volgen naar een divers klasje van kinderen die allemaal op eigen tempo werken.
 
We kijken naar een praatje van Ken Robinson. De conclusies zijn dat standaardisering slecht is, individuele beoordeling moeilijk, systemen zijn verouderd maar hardnekkig. De vraag is of het traditionele leren, dat door generaties geconstitueerd is, wel te revolutionariseren valt. Is daar niet eerst een apocalypse voor nodig? We teren immers al zo lang op hetzelfde systeem...
 
Jan Marten Praamsma legt uit hoe ons onderwijssysteem zo heeft kunnen worden als het nu is. Hij begint bij 1800 en zet zijn uiteenzetting door tot 1960, ongeveer, als de Mammoetwet wordt aangenomen. Modern onderwijs blijkt een soort kromgegroeide concessie te zijn aan de eisen en wensen van het volk en de staat. Waar ooit een lager en een hoger onderwijs was is nu een rijke schakering aan alternatieven, substituten en bruggetjes geslagen, met als laatste lapje op de deken het VMBO, dat het slechte imago van de MAVO moest neutraliseren. Goed, in 1863 komt Thorbecke met het "meer onderwijs HBS A en B" om tussen lager en hoger onderwijs in te zetten. Zo is er nog een overstap mogelijk vanuit de benedenregionen terwijl van oudsher alleen welgestelden hoger (Latijns) onderwijs konden genieten in maar 3 vormen: rechten, medicijnen en theologie. Ook dat breidt uit en leidt tot het oerwoud van mogelijkheden dat we nu hebben, met talloze flut- en lolstudies waar alleen maar meer werkelozen mee worden opgeleid. Maar in Thorbecke's tijd is behoefte aan onderwijs aan hen die mee gaan draaien in de industrialiserende maatschappij. Als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs op de universiteit, de nieuwe Latijnse school, wordt de propaedeuse ontworpen, die moet voorbereiden op de mogelijkheden van hoger onderwijs. Dit vanwege de diversificatie van het universitair onderwijs. In de 20e eeuw ontstaan mogelijkheden om te switchen tussen tot dan toe als onverenigbaar geziene opleidingsniveaus. Dit is het gevolg van oprukkende emancipatie. Over de gehele breedte kan nu geschoven worden, en dat kan nog steeds. Je kunt op van LBO naar MAVO naar MBO naar HBO naar WO. Onder de MaHaVwoklassen ligt dan nog de brugklas, die medieert tussen het lager onderwijs en het voortgezet (middelbaar is een verouderde, niet meer toepasbare term).
 
Maar het afwerpen van het oude standensysteem betekent niet dat het ook een "eerlijk" systeem is. Bagage van thuis, sociale omgeving, genetica blijven nog altijd sterke invloed uitoefenen op de kansen van de leerlingen. De voorgenomen algemenisering, die iedereen gelijke kansen moet bieden, is natuurlijk niet geheel haalbaar. De vraag is ook of het thuisfront verlangt dat er maximaal ontplooid wordt. Moet de school dat bepalen of het gezin? Of misschien de leerling zelf?
 
Het moderne Studiehuis biedt profielen aan die wat meer naar eenheidsworst bewegen. Daarvoor had je nog de volledige vrijheid in het samenstellen van je pakket. De persoonlijke keuze werd minder populair wat ook leidt tot steeds minder persoonlijke profileringsruimte. Is daar dan geen behoefte aan? Of zijn we weer terug aan het vallen in vakjesonderwijs? Natuurlijk is dat ook praktischer dan onderwijs op maat, maar het beweegt wel in tegen de ideeën van Ken Robinson (zie boven) die juist het individu bovenaan plaatst en dan zelfs het curriculum in twijfel trekt. Ook dat is inderdaad vruchtbare stof om over na te denken.
 
We krijgen de opdracht onze eigen school te ontwerpen voor een beschaving ergens op een eiland die nog geen onderwijssysteem heeft. Ik zie natuurlijk mijn kans schoon en propageer een systeem zoals de oude Grieken dat voor ogen hadden: een vrije ruimte om na te denken over de wereld en te ontplooien. Dit baseren we op de (ja ik weet het, niet onomstreden) multiple intelligences theorie van Howard Gardner. Er moet toch een theoretisch kader zijn. De school bestaat uit 9 faculteiten waar de leerlingen (er is geen leeftijdsgrens, onder noch boven) na een vormingsjaar voor kunnen kiezen. In enkele jaren ontwikkelen ze zich onder die, of meerdere, faculteiten tot een vakbekwaam mens en ze sluiten hun loopbaan af met een faculteit-overstijgend project. Zo leidt je vakidioten op én leer je ze te communiceren met de omgeving om hun bekwaamheden in praktisch nut om te zetten. Bovendien leidt je ook je eigen personeel op en maak je je eigen positie alleen maar sterker. Maar er moet gehoed worden voor zelfbevestiging en consolidatie: het gaat om het algemeen praktisch nut, niet om het voeren van het zelf. Onderwijs moet gratis en toegankelijk blijven!
 
Tot mijn grote teleurstelling denkt lang niet iedereen er zo over. 3 van de 6 groepjes blijven toch hangen in het systeem zoals het er nu ligt, terwijl in de voorgaande bijeenkomst is geprobeerd duidelijk te maken dat dat systeem een kromgegroeide moloch is! Hoe moet het verder met onderwijzend Nederland als iedereen zo conservatief denkt?