De hybride ruimte is een realiteit: er bestaat naast de tastbare werkelijkheid een virtueel netwerk van kennis en informatie dat overal aanwezig is, maar pas zichtbaar kan worden gemaakt door middel van apparaten. Deze apparaten zijn extensies van ons zelf, een electronisch hulpmiddel om in het vormeloze en abstracte cyberspace te geraken. Hier kamperen we op aangename sites (camping), sluiten we ons af van de omringende werkelijkheid (cocooning) of laten we onze gepersonaliseerde afdruk achter (footprinting). Met andere woorden: cyberspace is ons vakantieland.

William Gibson, die de term cyberspace bedacht, omschrijft het als “A consensual hallucination experienced daily by billions of legitimate operators, in every nation, by children being taught mathematical concepts.”  In cyberspace bewaren de banken ons geld, beweert hij! Zeker in deze tijden is dat geen geruststellende gedachte. In de virtuele ruimte, die als een dubbele bodem in onze werkelijkheid verstopt zit, vinden we onszelf en onze vrienden terug, in een lichtelijk geïdealiseerde vorm. De hybride ruimte, de mix van virtuele en feitelijke werkelijkheid, is daarmee niet alleen tweeledig maar heeft ook twee totaal verschillende gezichten.

De Souza E Silva spreekt van augmented reality, door een virtuele laag visueel over de feitelijke werkelijkheid te leggen. Dit zou bepaalde processen moeten vergemakkelijken, vandaar het prefix augmented (“geholpen”). Hier drukt de hybride ruimte zich het begrijpelijkst uit. Dit maakt de flows of information zichtbaar, waarmee we als mens geholpen moeten zijn. Kluitenberg refereert ook aan deze flows als een space of flows uit een door hem weer van de Spaanse socioloog Manuel Castells geleende theorie. Tegenover de space of flows staat de space of place. Deze twee termen moeten de moderne ruimtelijke organisatie beter kunnen duiden, die vanzelfsprekend onderhevig is aan fysiek verval door de hegemonie van de datawolk.

De alomtegenwoordigheid van deze datawolk maakt van de hybride ruimte bij uitstek een mobiele ruimte. Iedereen kan te allen tijde overal mee bezig zijn in dergelijke ruimtes. Zo viel mij op dat tijdens het gastcollege van Eric Kluitenberg een ruime handvol mensen met hun hoofd in hun computer of Blackberry zat te SOG’en, in chatsessies met Facebook-vrienden of bladerend door fotoalbums. Nota bene op het exacte moment dat Kluitenberg aangaf dat op de zolder van Achter de Dom een veelzijdige, hybride werkelijkheid bestaat! Als zij zelf toch de ironie van hun onbeholpen aandrang mochten inzien… Het probleem is niet zozeer dat het gebeurt op momenten dat je je aandacht er even bij moet houden, maar dat de personen die ik betrapte op absence-mindedness zich niet van hun gedrag bewust waren. Het ergens aanwezig zijn betekent, blijkbaar, nog niet dat je aanwezigheid zin heeft. Een presentielijst waar je eindcijfer van afhangt heeft dus geen enkele zin, omdat er tijdens het hoorcollege continu in en uit getuned wordt door studenten. Dat wordt niet eens als een probleem gezien, als ze maar stil zijn. Er mag geconcludeerd worden dat in de hybride ruimte genoeg gebeurt dat aan het oog voorbij gaat. Hoe zit het hier met sociale controle? Worden we langzaam opgeslokt door de hybride ruimtes en verliezen we ons agency (Eric Kluitenbergs grote angst) of gaan we ons op datzelfde agency beroepen om te kunnen cocoonen? Of verschuift ook het klassieke hoorcollege naar cyberspace?