Olga Amsterdamska is niet mals over Latour. Latour zegt dat feiten de statements zijn die ontdaan zijn van alle modaliteiten, te weten eigenaarschap, constructie, tijd en plaats — nonmodalized statements. Want feiten die in iemands bezit zijn zijn geen feiten. Dit verwijst naar Foucaults discursieve formaties, die door mensen worden gemaakt (maar niet door één individu!) en dus antropogeen zijn. Maar van wie zijn de feiten die in discursieve formaties worden vastgesteld? Wat de kwaliteiten zijn van feiten kan pas door de volgende generatie gebruikers worden vastgesteld. “Their qualities are a consequence, and not a cause, of a collective action.” Met dit verband heeft Amsterdamska problemen, want hier is niet sprake van een paradox. De twee sluiten elkaar niet uit. Wat feiten zijn is een vicieuze cirkel, verwijt Amsterdamska Latour.

“Nothing is either fact or fiction, but talking makes it so.” In ons gesprek maken we de feiten, dus in discursieve formatie? Deze bepaling is onmogelijk, zegt Amsterdamska. Dingen kunnen niet buiten ons omdat we, als we over dinge praten, over de representatie spreken. We kunnen die twee niet van elkaar scheiden. En wat feiten zijn, of die ontstaan als we stoppen met erover te discussiëren, of dat als we de discussie staken omdat ze overtuigd raken van de feitelijkheid ervan, is een kip-ei verhaal. Als we besluiten een machine te gaan bouwen op basis van bepaalde argumenten, gaat die machine er waarschijnlijk komen, en worden de argumenten ervoor ook meer juist. Zo kan er nooit iets fout zijn. Bewijs, zo stelt Latour, is wat je verzamelt als je de race wint, je netwerk effectief ontsluit met de juiste partijen die je gelijk kunnen aantonen. (Dit lijkt op entropische waarheid: bij gebrek aan een fundamentele waarheid om in te geloven moeten we uitgaan van een democratisch waarheidsprincipe, hoe meer en beter ontsloten een idee is, hoe meer waar het is. Zoals dat ook geldt voor entropische zwaartekracht, die veronderstelt dat hoe meer en beter informatie is verbonden, hoe meer massa het krijgt. —> Erik Verlinde).

Latour gaat zelfs zover dat je niet-menselijke elementen in je netwerk kunt ontsluiten. Deze objecten komen voort uit de laboratoria van de wetenschappers die iets willen bewijzen. De objecten krijgen een bepaalde kracht in hun verbondenheid en gaan fungeren als woordvoerders voor die waarheid. (Is hier de technologie, of de technocratie, een cruciale factor in? Wat als een instrument metingen onvolledig doet en er misleidende resultaten uit voortkomen die in lijn zijn met de overtuigingen van de bouwer van de machine? Als de metingen met dat instrument er toe doen, omdat het instrument is ontsloten in een netwerk, en de niet gemeten zaken dus verdwijnen als bewijs, waar leidt dat ons dan toe?)

Uiteindelijk is de waarheid dat wat het best geplugd wordt, lijkt Latour te zeggen. Sommige wetenschappers mislukken hierin (Edison vs. Tesla?) maar niet omdat ze ongelijk hebben. De modellen die uit (eventueel onjuist) onderzoek rollen dicteren hoe verder wordt gewerkt in de discipline (de invloed van deze modellen bepaalt hoe de leek over wetenschap denkt, en welke vormen bij welke concepten horen). Dat kan slechts weer overkomen worden door een paradigmaverschuiving.

  1. De val van het geocentrisme, onder druk van ontdekkingen van Copernicus en Galileo, dat aangehangen wordt door de geestelijken en met goede reden;
  2. De val van de katholieke kerk, omdat Luther aandringt op het zelf denken en lezen van de gemeente;
  3. De val van het kapitalisme, omdat Karl Marx vaststelt dat de mens zich moet verzetten tegen de uitbuitende fabrikant;
  4. De val van het creationisme, die volgt op de bevindingen van Darwin in de 19e eeuw.

Voorbeelden van hoe een oude leer ingeruild wordt voor een nieuwe, maar telkens met religie als centrale spil, omdat religie gaat over “samenbinden”, gemeenschap vormen. En die gemeenschap bepaalt wat waar is.

Om de macht van die gemeeschappen te breken moeten feiten niet discursief geformeerd worden, alleszins niet met een eindredactie, een aristocratie of een oligopolie. De dingen in zichzelf, ongemoduleerd, moeten feiten zijn. Ze moeten niet ontstaan doordat de machine de mensen overtuigt, de mensen moeten overtuigd worden om de machine te bouwen. En dat kan niet met bewijs uit diezelfde machine.

Latour’s Science in Action

Latour begint met het visualiseren van de jacht op de double helix, die de trekken heeft van een spacerace: het gaat niet om de juiste race, maar om de snelste tijd. Snel zichtbaar resultaat telt, dus komt de double helix er en wordt er een speciale machine voor gebouwd.

Als deze wijzen van visualiseren en de machines die ze bouwen de stuwende kracht zijn, wat betekent dat dan voor de modellen die we bouwen en ontwerpen om die wetenschap te begrijpen? Hoe kunnen we iets leren over harde wetenschap buiten die misleidende modellen om? Zoals ook de afbeeldingen ons altijd maar symbolische generalisaties laten zien van waar het werkelijk om gaat? Het beeld is een knieval voor de intellectueel, die probeert om de waarheid die hij heeft gevonden aan de man te brengen.

(Het is Abt Suger en zijn zucht naar spektakel (ongeacht de ware toedracht en aard) die Bernard van Clairvaux aan de kant drukt, die erop aandringt om God te vinden in de eigen ziel en niet in het verluchte glas van de St Denis. Want gotiek is niet begonnen om de theologische kracht en juistheid, maar als marketing en propaganda voor de verbindende kerk - een politiek machtsmiddel - van de christelijke koning Lodewijk VI. Dit is nog steeds gaande, en de visuele media maken het erger. Mensen zijn wandelende reclamezuilen geworden. Een zelfde effect zien we in kunst: wat mooi gevonden wordt is veelal dat wat succesvol onder de aandacht is gebracht, wat weet de leek nu van goede kunst? Dit leidt wel weer tot een probleem: kunst wordt elitair.)

Black box: een mysterieuze placeholder voor een ingewikkeld proces waarvan slechts input en ouput direct relevant zijn. (vgl. de algoritmes van Coert van Gemeren.)

“The discipline of being an outsider.”

Wetenschapscommunicatie: waarom is deze kennis relevant? Wordt de relevantie van wat we te lezen krijgen in populaire kringen niet juist het belangrijkste onderwerp? Want wat goed verbonden is, goed ontsloten, is niet de weg naar de ware kennis maar de mode in wat we weten willen, en dat is vaak ook nog afhankelijk van wie het brengt en op welke manier. Kunnen we de Principia Mathematica van Newton kenne, begrijpen, en waartoe zou dat dienen? Doen we niet liever mee met heuristieken, ingesleten korte paadjes? Hoe worden we uberhaupt geinteresseerd in de werking van wetenschap, en waar is de plaats van Latour dan: vooraan in het traject of pas aan het einde als de populariteitswedstrijd al gelopen is? Wie wint is niet wie de beste is, maar wie de meeste stemmen krijgt. Wat zegt dat over waarheid? Waarom hebben we het over waar we het over hebben? Is wetenschapscommunicatie een netwerk-aangelegenheid, en staat dat dus in dienst van het consolideren van ready-made science? Waarom moeten de mensen weten wat er in wetenschapsland gebeurt? Waarom moeten ze in die black box kijken? Gaat het erom een nabijgelegen of populair onderwerp behapbaar te brengen of om juist het publiek naar een onderwerp te krijgen dat ver van ze af ligt?