De maatschappij verhardt. De democratie die Nederlanders zo hoog hebben zitten, de zogenaamde garantie van rechten en plichten, wordt met de jaren progressie en morele relavitering steeds fragieler. Sinds het ontvallen van Theo van Gogh en Pim Fortuijn, iconen van de democratie, wordt elk woord getoetst op multiculturele eerbiedigheid. Elke controversiële uitlating kan immers de laatste zijn. De moderne maatschappij loopt op morele eierschalen. Er is een ideologische oorlog gaande die zich slechts tot op zekere hoogte in dialoog laat uitvechten. Als middelen tekortschieten wordt teruggegrepen op het 'gereedschap' om met niet mis te verstaan geweld het standpunt tot uiting te brengen (zoals Stanley Kubrick schetst in zijn magistrale 2001: A Space Odyssey: de aap ontdekt de kracht van het bot en slaat er de hersens van zijn opponent mee in). Het zijn met name de kleine, kapitaalarme en intellectueel beperkte groeperingen die denken middels dit nodeloze bloedvergieten hun positie in de maatschappij te verstevigen. “In many of the areas where new wars take place, it is possible to observe a process that is almost the reverse of the process through which modern states were constructed” , in de woorden van Mary Kaldor, de context typerend waarin deze ‘nieuwe oorlogen’ zich afspelen.

De oorzaak van dit morele schisma en het daar bijbehorende ideologische conflict laat zich grotendeels samenvatten in de term 'globalisering'. Nogaals Mary Kaldor: “Some argue that the state has become an anachronism and that we are moving towards a single world community. Some take the opposite view, that globalisation is an invention of the state and can easily be reversed. Yet others insist that globalisation does not mean the end of the state but rather its transformation.” Hoe dan ook is globalisering de oorzaak van een ander verschijnsel: morele polarisatie. Het brengt uitersten bij elkaar, verkleint de kloof tussen ons Westerlingen en het minder progressieve deel van de wereld. Westers denken probeert vooral rijker te worden van andersdenkenden, Oosters denken ziet die afwijkingen vooral als bedreiging, wat niet zelden uitmondt in conflict. Veelal gaat het hier om conflicten tussen moderne en traditionele opvattingen. De moderne opvatting is die van de progressief denkende en seculiere Westerling. Het non-seculiere Oosten, in het bijzonder de fundamentalistische moslim  (een moslim uit een achterstandsgebied als het onherbergzame Midden-Oosten is per definitie een fundamentalist, want het gebrek aan relativerende media en aandacht voor tegengeluiden maakt van deze moslim een eenzijdig en eenkennig belijder, gevormd door conservatieve geestelijken), is de vertegenwoordiger van de traditionele moraal. Hoewel de natuurlijke habitats van beiden geografisch gezien vele duizenden kilometers uit elkaar liggen, staan ze in de praktijk gevaarlijk dicht bij elkaar, getuige de talloze confrontaties in de media. Dit betreft confrontaties tussen het progressieve westen en het traditionele oosten, of beter gezegd: het fundamentalistische islamitische oosten.

Het gaat echter te ver de Islam de oorzaak te noemen van deze ernstige morele problematiek. De schoen wringt bij de collectieve praktische belijdenis van de moslim. In het Westen is ruimte voor discussie en dialoog, elke overtuiging krijgt ruimte tot ontplooiing, mits maatschappelijk aanvaardbaar, en elke religie is vrij te belijden in de daarvoor bestemde ruimtes met de daartoe behorende rituelen (getuige de affaire El-Moumni, de Rotterdamse imam die weigerde handen te schudden met een vrouw - een vrouw die later weinig goeds meer kon doen bij de moslimgemeenschap, maar ook de van verzekeringsplicht vrijgestelde gereformeerde gemeenschap en het toestaan van hoofddeksels op officiële pasfoto’s van Islamitische vrouwen). Nederland is trots op haar tolerante benadering van het werelderfgoed aan culturen, maar diezelfde tolerantie is ook de oorzaak van morele polarisatie. Traditionele en conservatieve culturen hebben zichzelf kunnen handhaven in een context waar progressie de norm is. Afzondering en vervreemding van de maatschappij zorgen heden ten dage voor ernstige sociale verstoring in wijken en steden waar jongeren schipperen tussen twee of meer volkomen verschillende culturen. Malcolm Gladwell verklaart de vlucht richting criminaliteit in deze ontwikkeling: "The Broken Windows-theory suggests that the criminal is actually someone who is prompted to commit crimes based on his perception of the world around him". Sociale onvrede zwengelt dat aan. Hier speelt op kleine en enigszins gematigde schaal het mondiale probleem van polarisatie. Gematigd, omdat in het Westen ruimte is voor dialoog. Die ruimte wordt niet altijd (ten volle) benut, maar de kans is er en zal zich op lange termijn bewijzen. In het naar stagnatie riekende conservatieve Midden Oosten is die ruimte er niet. De daar geldende norm is lineair en statisch, Spartaans en zonder mededogen, gebaseerd op achterhaalde en onbuigzame teksten (het feit dat de Qur’an in spreekwoordelijk steen gebeiteld staat en niet mag worden aangepast – en moslims zijn hier trots op - geeft een idee van de graad van conservatisme binnen de Islam), onder een grotendeels analfabetische bevolking. Gladwell's omschrijving van de “Law of the Few”  is uitstekend toepasbaar op de rol van religieuze leiders die beschikken over middelen om hun visies te ventileren zonder tegengeluid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat negatieve beeldvorming van de Westerse moraal, afgedaan als goddeloos en verwerpelijk, gretig aftrek vindt onder het dankzij sociale ongelijkheid welig tierende fundamentalisme. Westerse progressie botst frontaal met Oosters conservatisme en resulteert in aanslagen en dreigementen.

De fundamentele meningsverschillen die spelen tussen culturen zijn het gevolg van een krimpend geestelijk universum. Context verdicht en staat minder vrije ruimte toe aan afwijkende moraal, maar anderzijds dringen verschillende culturen zich op aan dezelfde afwijkende ideologieën en beïnvloeden daarmee het ideologische habitat. Maar ligt het in de aard van de cultuurparticipant besloten om te reageren tegen elke benadering van buitenaf, of is het een puur contextueel probleem, waarbij protest voortkomt uit onvrede met de naderende ideologie?

Het floreren van extremistische groeperingen in het Midden-Oosten is een reactie op de globale progressie die het Westen op de agenda heeft staan. Als iedereen beschikt over de mogelijkheden tot ontplooiing zal een universele standaard de volgende logische stap zijn op de globale welvaartstrap. Martha Nussbaum probeert een dergelijke standaard te formuleren in haar ‘Central Human Functional Capabilities’: “We want to describe a life in which the dignity of the human being is not violated by hunger or fear or the absence of opportunity. (...) The capabilities-approach claims that a life that lacks any one of these capabilities will fall short of being a good human life”. Bij de pogingen om die mogelijkheden te cre‘ren in dergelijke achterstandsgebieden, stuiten de Westerse vredesmachten echter op felle tegenstand van plaatselijke groeperingen die zich coute que coute willen verzetten tegen de nieuwe moraal. Een seculiere moraal is een goddeloze, zo redeneren zij, en zal een one-way-ticket naar Jehennem, de Arabische hel, zijn.

Deze overtuiging is gebaseerd op het Islamitische heilige schrift, de Qur'an: het volgens de moslims enige zuiver overgeleverde heilige boek. Deze tekst staat in spreekwoordelijk steen gehouwen, mag niet aangepast of geupdate worden, want dat zou de zuiverheid aantasten. Deze eeuwenoude ‘zuiverheid’ betekent echter ook dat eeuwenoude normen gehandhaafd worden (nogmaals refererend aan de conservatieve aard van de Islam), zij het dat veel van de teksten redelijk los geïnterpreteerd kunnen worden. Die interpretatie is echter voorbehouden aan de geestelijken, die vanzelfsprekend weinig progressief zijn. De ouderwetse norm is er een van conservatisme, vasthouden aan het oude en bekende. Het gebrek aan democratisch recht, moderne wetenschap en multimediale infrastructuur in het Midden-Oosten houdt het rationalisme tegen en bedekt het gehele gebied met een sluier van onwetendheid, en onbekend maakt onbemind, ergo: de Westerse moraal is het Kwaad. De Oosterse Islam wordt niet gehinderd door enige kennis van zaken. Dat is uiteraard geen rechtvaardiging voor het veroordelen van de universalistische cultuur die Nussbaum propageert.

Omgevingsvariabelen zijn dus essentieel voor het in stand houden van de heersende orde. Het gebrek aan duidelijk tegengeluid in het Midden-Oosten typeert de koppige tunnelvisie die daar de norm lijkt, en tegengeluiden die er zijn worden met harde hand en op religieuze leest geschoeide maatregelen bestreden. Religie over het algemeen heeft een sterk afweermechanisme tegen andersdenkenden. Neem bijvoorbeeld de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (de Mormoonse kerk), of de Jehova's Getuigen. De eerste beschermt zich tegen progressie door elke moderniteit af te zweren (Turkmenistan, Noord-Korea en China leven ook in zelfverkozen isolement, ter bescherming, dus het is niet iets van subculturen alleen); de tweede heeft strenge regels omtrent een ieder die deel uitmaakt van de buitenwereld, afwerping van de overtuiging heeft onherroepelijk ‘Uitsluiting’ (complete isolatie van de gemeenschap, een verbod op communicatie met Getuigen) tot gevolg. In die categorie valt ook de conservatieve Islam: actief wegblijven van progressie en ideologische bedreigingen. Er wordt zelfs actief opgeroepen om deze dreiging effectief te ontkrachten, middels het zwaard (Jihad, of strijd, is het beschermen van de moslimstaat bij aanvallen van buitenaf. Manipulatie door afwijkende ideologieën wordt daar ook toe gerekend).

De context bepaalt de belijdenis. Het Westen bevindt zich in een poel van technologie, multimedia, kennis, (zelf)verrijking en individualisering. De Westerse context zit vol met multilaagse kruisverwijzingen en referenties; een complex geheel van normen, waarden en invloeden van overige culturen, met veel respect voor het individu en de persoonlijke belevingsvrijheid. Vrijheid die voor enkele groeperingen een vrijbrief is voor handelingen en gewoontes die in de Westerse context gedateerd en ouderwets aandoen en grond is voor irritatie onder progressievere cultuurparticipanten. Eens te meer lijkt onze tolerantie uiteindelijk onszelf de das om te doen, maar de individuele vrijheid die wij hoog achten blijkt slechts effectief bij hen die de Westerse moraal hanteren. ‘Gelijkheid en tolerantie moet wel van twee kanten komen’, is een veel gehoord argument tot het verwerpen van conservatieve religie. Zijn wij stiekem ook niet vatbaarder voor onhebbelijkheden van allochtonen dan van autochtonen, zoals ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de Nederlandse gereformeerde cultuur sterker aanweziger lijkt dan in de verwesterde Islamitische? Toch reageren we feller op het laatste. Hetzelfde geldt voor terughoudendheid jegens een Islamitische politieke partij in het Nederlandse stelsel, terwijl de SGP een soortgelijke conservatieve attitude toont.

Het lijkt er dus op dat de Westerse moraal evengoed reageert op exogene dreiging als de Oosterse, zij het dat het Westen dialoog als voornaamste wapen ter conflictbemiddeling handhaaft, wij zijn immers een geletterde natie. Het Westen voelt zich al even bedreigd door afwijkende ideologie als het Oosten, maar met een essentieel verschil, en dat is onze onderzoekende aard en nieuwsgierigheid. De Oosterse moraal is wars van nieuwsgierigheid, dat betekent immers afleiding van het hogere doel en kan de belijder op een zijspoor zetten. De Westerse moraal bewandelt dat zijspoor met volle overtuiging, deels volkomen los van religie. Het leren kennen van de omgeving en alle omgevingsvariabelen ontneemt elke religieuze romantiek. Het is aan het Westen om ook het Oosten los te weken van die religieuze standaard.

 

Het is dus een feit dat de Westerse moraal een behoorlijke voorsprong heeft, gevormd door van religieuze dogma's losgemaakte nieuwsgierigheid en lef om tegen het zuilensysteem in te gaan, opdat dat irrationele stelsel van overtuigingen, refererend aan een opperentiteit waarvan het bestaan enkel wordt gesuggereerd door eeuwenoude moraalverhalen, verdwijnt en de mens zijn bestaan in vrijheid kan vieren met zijn soortgenoten. Maar daarvoor is een algehele consensus nodig. Vanuit onze voorrechtspositie, met een rationele blik op cultuur en moraal, kunnen we beredeneren welke opvattingen wel of niet op zuiverheid gebaseerd zijn en geschikt zijn voor assimilatie in de universele wereldorde. Criteria zijn de aanwezigheid van ontplooiingskansen, respectering van mensenrechten en individuele belijdensvrijheid, maar die belijdenis mag niet indruisen tegen voorgaande punten. Dat zou namelijk incompatibiliteit met het universalistisch model betekenen. Voor het bewerkstelligen van dat model is een rigide naleving van de criteria absoluut noodzakelijk. Met de woorden van Martha Nussbaum: “Real cultures contain plurality and conflict, tradition, and subversion. (...) Cultures are not museumpieces, to be preserved at all costs.” , Met andere woorden: assimileren of annihileren. Opvattingen die geen ruimte laten aan volkomen natuurlijke afwijkingen en disrespect jegens anderssoortigen behoren tot het rijk der non-culturen, intellectueel kromgegroeide uitwassen van onderwerping, en behoeven radicale actie, opdat de afwijkende norm zelf niet radicaliseert en vervolgens de op handen zijnde wereldorde ondermijnt.

Deze fundamentalistische non-culturen zijn een concrete bedreiging voor de Westen en al haar goede bedoelingen. Fundamentalisme wapent zich tegen elke suggestie van progressie en secularisatie en dankzij globalisering en morele polarisatie wordt hun strijdlust aangewakkerd en warm gehouden. De fundamentalist ziet zijn omgeving als een ideologische bedreiging en wapent zich tegen de morele annexatie door het progressieve Westen. Dat westen vormt een groot deel van de ideologische context waarin de fundamentalist zich gevangen acht, gelijk een kat in het nauw. Dialoog met deze achterstandsculturen heeft zich in het verleden echter weinig effectief bewezen. Maar secularisatie en progressie zijn lovenswaardige strevens die globale acceptatie verdienen. De weinig rationele oppositie die het fundamentalisme vormt is slechts een hindernis die in dat traject genomen moet worden.

Voor het neutraliseren van dergelijke non-culturen hoeft geen beroep te worden gedaan op massavernietigingswapens, dat zou betekenen dat de Westerse moraal haar eigen regelsysteem minacht. Ideologische isolatie is een vriendelijkere en effectievere methode (Mormonen, Getuigen, Turkmenistan en Noord-Korea zijn immers ook gelukkig met hun situatie, voor een ieders bestwil) . Het werkt eenvoudig: ontneem de non-cultuur de context waartegen zij meent te moeten protesteren en de rust zal wederkeren. Bij afwezigheid van de te bestrijden ideologie is er immers ook geen nood aan strijd. “The reason that most of us seem to have a consistent character is that most of us are really good at controlling our environment.”  Als wij de fundamentalist de indruk geven dat hij zijn omgeving onder controle heeft, zal hij dus een consistenter karakter krijgen en minder onvoorspelbaar handelen. “A child better off in a good neighborhood and a troubled family than he or she is in a troubled neighborhood and a good family.”  Context heeft dus definitief de prioriteit.

Ideologisch isolement kan uitmonden in twee resultaten.

1. De cultuur komt tot bedaren, de strijd is zinloos en de protesterende natie gaat massaal duimen zitten draaien en verliest de grip op de anti-ideologie. Na verloop van tijd zal de cultuur in zijn eigen isolement verzanden en zelfs regresseren. Malcolm Gladwell schrijft, naar aanleiding van een psychologisch experiment: "The convictions of your heart and the actual contents of your thoughts are less important, in the end, in guiding your actions than the immediate context of your behavior." Protest komt dus voort uit de context en niet uit de persoonlijke overtuigingen. Belangrijk is dan wel dat er een controle blijft op het isolement, wat een minutieus en arbeidsintensief karwei is. De aan op religie gefundeerde moraal inherente afkeer van moderne technologie en multimediale infrastructuur zal het isoleren vergemakkelijken en stabiel houden. Deze methode laat zich vergelijken met het verstikken van brand: verwijder zuurstof en de vlam dooft.

2. De cultuur blijft in beweging, reageert niet meer op exogene dreiging maar kant zich tegen endogene discrepanties. Een ontwikkeling die zich de laatste jaren voordoet in het Nederlandse politieke systeem is het ontstaan van splintergroeperingen en eenmansfracties, voorbeelden van de sterke individualisering en de transparantie van het politieke systeem, typerend voor ons democratisch systeem. Ook binnen kerkelijke groeperingen ontstaan soortgelijke afsplitsingen die zich na verloop van tijd opnieuw opsplitsen, vandaar het rijke religieuze spectrum, van links-progressief naar rechts-conservatief en vice versa. Individuele meningen en opvattingen vieren hoogtij. Dit kan zich ook voltrekken in het conservatieve Oosten, waar fundamentalisme zich dan op zal splitsen in liberaal, gematigd en orthodox extremisme, hopelijk leidend tot inzichten in de irrationele manier van denken (als dat bestaat) en concluderen. Introspectie zal leiden tot bewustwording en uiteindelijk een suggestie van progressie in gang zetten. Vuur met vuur bestrijden is dus het alternatief.

Ingrijpen in deze situaties wordt door Martha Nussbaum ondubbelzinnig gerechtvaardigd: “There are universal obligations to protect human functioning and its dignity (...). If that involves assault on many local traditions, both Western and non-western, so much the better, because any tradition that denies these things is unjust.” “Real cultures contain plurality and conflict, tradition, and subversion. (...) Cultures are not museumpieces, to be preserved at all costs.” Manipulatie van de ideologische van de opponent is noodzakelijk om een vriendelijker klimaat te scheppen voor de Westerse moraal. Als de brandhaarden van intolerantie eenmaal gedoofd zijn, kan er gewerkt worden aan de uitzaaiingen: het fundamentalisme in de Westerse steden. Maar als de wortel dood is, zal de tak niet lang daarna volgen en een kanteling in de heersende norm benaderen. Het is onze verantwoordelijkheid achterstandsculturen inzichtelijk te maken in een werkend en stabiel systeem van normen en waarden, met ruimte voor religieuze vrijheid, democratie en tolerantie. Het streven is wereldvrede, daarbij moeten we ons niet laten belemmeren door tolerantie jegens intolerantie. Het is tijd voor een herziening van dat systeem van de schijn van wederzijds respect, en het is tijd dat de wereld luistert naar de stem der rede: de nieuwe en veilige wereldorde.