Verkenningen in het journaille : Hans van Willigenburg

[Nee, niet deze. Beter plaatje zoeken, red.]

Enigszins tot mijn verbazing stemt Hans van Willigenburg — journalist, dichter, podcastmaker, romanschrijver, voormalig uitgever, “luis in de pels” — in met een gesprek. Ik benader hem omdat ik zijn geluid zeer kan waarderen, een geluid dat tegen van alles in gaat. Wat me in tweede instantie fascineert, of verwondert, aan de producenten van dat geluid is dat ze er wel een boterham mee verdienen. Je zou denken dat je niet de hand moet bijten die je voedt, als het journalisten of schrijvers betreft zijn dat dus zelfstandigen en die hebben een afzetmarkt. Mensen die smullen van gezeur zijn doorgaans niet de mensen die je huur betalen. Je huur wordt betaald door de kopers van je product en die zuurneuzen die je in je kielzog verzamelt betalen liefst nergens voor. Dat zijn immers zuurneuzen.

Mijn persoonlijke ervaring met schrijvers, die enkele die ik persoonlijk ken, is dat ze met grote bogen om gevoeligheden heen bewegen. Of dat is omdat ze hun eigen enorm genuanceerde standpunt nog maar met de grootste moeite kunnen formuleren betwijfel ik. Het zijn immers schrijvers. Je hebt er natuurlijk die ingewikkelde gedachten hebben, dat lijkt me zelfs een voorwaarde om goed te kunnen schrijven. Maar als je die gedachte niet uitgedrukt krijgt ben je weer geen verdienstelijk schrijver en moet je iets anders gaan doen, met je nuance. Dan blijft wat mij betreft over dat dat gedans om de hete brij heen een maniertje is om je afzetmarkt niet te krenken. Omdat de liefhebbers te voet komen en te paard gaan. Voor je het weet heb je iemand kwaad gedaan en dan verkoop je weer minder. De beginnende schrijver heeft het wat dat betreft niet makkelijk. Je krijgt een fooi als voorschot dat de kosten niet dekt en in de komende maanden moet je aan een voorts onbetaald project werken. Is het eenmaal uit, dan moet het voorschot nog worden terugbetaald en daarna verdien je een habbekrats per verkocht boek. De woorden, die je met je eigen bloed hebt geschreven en uit je ziel hebt geperst, worden goedkoop verkocht maar duur betaald. Hoe het kan zijn dat ze er maar in blijven tuinen, die aspirant-schrijvers, dat is een raadsel voor me.

Hoe kan het dan dat Hans van Willigenburg het gestrekte been als methode kan blijven hanteren en er toch de huur mee kan betalen? Een deel van het antwoord is dat Hans al decennia lang bezig is met tekst in allerlei vormen. Je begint met hagel schieten, zo vertrouwt hij me toe. Je wil de wereld in met je product, dus je werkt aan een schrijfsel en je biedt het aan aan zoveel mogelijk partijen. En dan blijkt ineens dat de Volkskrant er wel oren naar heeft. Tot dat niet meer zo is, in het geval van Hans. Maar dan treedt Martin van Amerongen aan, en die vraagt zich af waarom die leuke column er niet meer is. Je bent dus wel afhankelijk van een hooggeplaatste gunst.

En als je eenmaal tientallen jaren aan de weg timmert weten de mensen je wel te vinden. Bijvoorbeeld om incognito iemand zijn of haar autobiografie netjes uit te schrijven. En die mensen betalen goed, want dat zijn arrivé(e)s met centen en status. In ruil voor zo’n hetero-egoproduct kun je weer even voort met vuilspuiten over al die andere kwezels die zich verslikken in hun literaire ambitie. De ideale mix. Maar dat komt je niet aanvliegen.

Hoe je daar dan komt? Vooral niet aarzelen om jezelf bekend te maken. Roep je naam, schreeuw het van de daken, jouw idee doet ertoe, jouw plasje is noodzakelijk, de wereld moet het weten! Martjan Kuit wees me hier ook al op: als je jezelf bezighoudt met iets specifieks en je gooit dat in de wereld, dan hangt er vroeg of laat een journalist aan de telefoon met een vraag over dat specifieke ding. Zo is Martjan Expert Lelijke Gebouwen geworden. Hans beaamt dit: jij bent de expert, let it be known. Make it so.

Maar Hans is in het echt helemaal niet zo orthodox in zijn dwarsheid als zijn producten doen vermoeden. In zijn dichtbundel lees ik wrevel, onrecht, venijn tussen de regels. Het is er inderdaad wel, maar in de omgang is Hans eigenlijk een hele aardige kerel. Eentje die vanzelf aangaat en niet meer op lijkt te houden. Iemand die je tegelijkertijd voortdurend uitnodigt je gedachte af te maken (terwijl ik me afvraag waar mijn rant heengaat), hij heeft de structuur van het verhaal, de lijn, het argument helemaal door. Maar daar verslik ik me dus vaak in.

Wrevel zit in de weg, venijn nodigt uit tot efficiency. Honderduit blijven variëren op alle manieren waarop je iemand het licht in de ogen niet gunt gaat vervelen. Dus druk je puntig uit. Lukt dat, dan toon je dat je inhoud en medium beheerst. En de goede verstaander herkent dan de kwaliteit.

Maar als ze je niet goed verstaan… Als je ironie slecht valt, of niet? Wat te doen met de mensen aan wie de ironie voorbij gaat? Die mensen — je publiek! — die in het huidige democratisch gefragmenteerde landschap hun onnozelheid in recensies uitdrukken, zelf óók publiceren, en je met sterren of ballen het bos in sturen? Alweer en nog steeds die moeizame verhouding met de consument… Schrijf je naar een ander toe of van jezelf af?

Hans maakt zich er niet meer sappel om. Hij is ook een arrivé, wat dat betreft. Hij doet gewoon al 40 jaar wat-ie leuk vindt en dat komt je op bepaalde voorrechten te staan. Maar zolang mijn motivatie is om niet elke dag de wekker om zeven uur te horen aflopen om vervolgens iets te gaan doen wat ik niet leuk vind gloort er hoop. Dat is de beste motivatie denkbaar, aldus Hans.

Dus we gaan ervoor. Hony soit qui mal y pense.


Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *